Woningen overleven meestal hun bewoners. Bewoners overlijden of moeten zorgbehoeftig naar een instelling. Wat overblijft is een huis dat leeg opgeleverd moet worden. In de afgelopen jaren heb ik daar ook voor gestaan. De meeste spullen, die een huis tot een thuis maakten, belanden bij de kringloop of gaan met pijn in het hart naar de stort. Weinig spullen gaan mee als aandenken. Dat zijn de voorwerpen waar de mooie herinneringen aan kleven, vaak niet van grote waarde.
Zo heb ik van mijn moeder een broche gekregen die als reclamespeld werd uitgedeeld bij aankoop van een bepaald bedrag aan kleding. Een collector's item zag ik ooit bij Kunst en kitsch. Voor mij van onschatbare waarde door het verhaal dat er aanhangt. De speld hing aan een stoffen lampenkap. Ik vond hem prachtig. En zoals dat vaak gaat in een kleuterleven, moest de broche mee naar school. Het mocht, na lang zeuren. Ik was in die tijd nogal vrijgevig en in mijn herinnering was de speld ook niet meer mee naar huis gegaan. Groot was mijn blijdschap bij het weerzien.
Uit de boedel van mijn oma heb ik slechts een likeurglaasje op zilveren voet gekregen, direct uit de pronkkast. Die kast heeft ook in mijn ouderlijk huis gestaan. De glaasjes passen in de tijdgeest van mijn oma. Samen met de parelmoeren doosjes, de zilveren taartschep en gebak vorkjes en alle andere pronk moet het een bekroning zijn geweest op haar harde werken. En het zuinige, spaarzame leven niet te vergeten. Met wie oma haar rijkdom gedeeld heeft, is niet bekend. Jammer genoeg zijn de verhalen niet doorgegeven. Gelukkig heb ik een toverhoofd, dat de verhalen er zelf wel bij verzint.